Raadgever veiligheidsappendages

Raadgever veiligheidsappendages

Vloeistofklassen conform DIN EN 1717 en geschikte veiligheidsvoorzieningen

Gevaren correct inschatten en terugstromen voorkomen

Het behoud van de drinkwaterkwaliteit – vanaf de levering door het waterleidingbedrijf tot aan het tappunt ­– beperkt zich niet tot temperatuurbehoud en de beoogde werking. Ook ontoereikende veiligheidsmaatregelen kunnen leiden tot microbiële of chemische besmetting van het drinkwater.

De drinkwaterkwaliteit in stand houden

Aansluitingen externe systemen

Een drinkwaterinstallatie beschikt meestal over meerdere verbindingen naar andere systemen met meer of minder gezondheidsschadelijke media. Voorbeelden hiervan zijn de verbinding tussen warm en koud drinkwater of de verbinding tussen het drinkwater en de verwarmingsinstallatie. Er zijn ook leveringspunten, zoals drinkbakken voor vee, die speciale eisen stellen aan de aansluiting op de drinkwaterinstallatie. In de drinkwaterverordening is vastgelegd dat een drinkwaterinstallatie "niet zonder een veiligheidsvoorziening die voldoet aan de algemeen erkende regels van de techniek" aangesloten mag worden op installaties waarin mogelijk niet-drinkwater aanwezig is. De technische maatregelen om ons "belangrijkste voedingsmiddel" te beschermen zijn duidelijk vastgelegd in de regelgeving. In de dagelijkse praktijk dienen de wettelijke vereisten toegepast te worden op lokale omstandigheden, hetgeen vaak tot onduidelijkheden leidt. Er bestaat helaas geen veiligheidsvoorziening die geschikt is voor elke installatie met individuele lokale omstandigheden, specifieke vereisten qua waterkwaliteit en voor alle tappunten. Een specialist dient het gevarenpotentieel van de specifieke installatiesituatie te analyseren en evalueren. Vervolgens selecteert deze specialist een veiligheidsvoorziening die voldoet aan de respectievelijke vereisten. Dit kan een keerklep, een beluchter, een terugstroombeveiliging of ook een beveiligingstoestel zijn.

DIN EN 1717: gevaren classificeren

Het doorslaggevende criterium bij de selectie van een veiligheidsvoorziening dient de hoedanigheid van de vloeistof te zijn die niet in het drinkwater terug mag stromen. DIN EN 1717 en de aanvullende norm DIN 1988-100 classificeren de eigenschappen van vloeistoffen in vijf klassen.

De volgende definitie van vloeistofklassen op basis van DIN EN 1717 beschrijft het risico op verontreiniging van drinkwater, dat toeneemt naarmate de klasse hoger is.

Definitie van de vloeistofklassen

Water bedoeld voor consumptie door mensen, direct getapt vanuit een drinkwaterinstallatie.

Vloeistoffen die voor menselijke consumptie geschikt zijn en geen gevaar opleveren. Dit is met inbegrip van water uit een drinkwaterinstallatie dat een verandering mag hebben ondergaan met betrekking tot smaak, geur, kleur of temperatuur (verwarming of afkoeling).

Toepassingsvoorbeelden uit de praktijk:

  • Koffie-/waterdispenser
  • Wateraansluitingen van gebouwen
  • Drinkwaterverwarmingssystemen

Vloeistof die gevaar oplevert voor de gezondheid door de aanwezigheid van één of meerdere giftige of zeer giftige stoffen (het onderscheid tussen klasse 3 en klasse 4 is LD50 = 200 mg/kg lichaamsgewicht volgens EU-Richtlijn 93/21/EG van 27 april 1993).

Toepassingsvoorbeelden uit de praktijk:

  • Water in combinatie met niet-eetbare, giftige stoffen
  • FROSTI®: Tuinbesproeiing bij particulieren

Vloeistof die door aanwezigheid van een of meerdere toxische stoffen of een of meerdere radioactieve, mutagene of carcinogene bestanddelen gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens.

Toepassingsvoorbeelden uit de praktijk:

  • bijmenginrichting voor chemicaliën, bijv. desinfectiemiddel, kunstmest, enz.
  • vulinrichting voor verwarming, water met additieven
  • niet-gecertificeerde onthardingsinstallaties hogedrukreiniger

Vloeistof die door de aanwezigheid van pathogene bacteriën of virussen (besmetting, levensgevaar) een gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens.

Toepassingsvoorbeelden uit de praktijk:

  • ondergrondse irrigatie
  • gebruik in een microbiologisch laboratorium
  • koeltorens
  • water voor drinktroggen
  • waterspeeltuinen
  • schoonmaken in dierentuinen

Geschikt voor menselijke consumptie of gevaar voor de gezondheid?

Vloeistoffen die bestemd zijn voor menselijke consumptie en water waarvan alleen de smaak, geur, kleur of temperatuur gewijzigd mag zijn, dienen ingedeeld te worden in klasse 1 of 2. Vloeistoffen van klasse 1 of 2 vormen geen risico voor de menselijke gezondheid. Vloeistoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid behoren tot klasse 3, 4 en 5.

Onderscheid tussen vloeistofklasse 3 en 4

Risico's vanwege stoffen (meestal chemicaliën) worden ingedeeld in klasse 3 en 4. Er wordt onderscheid gemaakt tussen klasse 3 en 4 op basis van de gemiddelde letale dosis LD50 en de gemiddelde letale concentratie LC50. Deze waarden worden voor chemische stoffen bepaald op basis van dierproeven en de fabrikanten vermelden deze waarden in veiligheidsinformatiebladen. Als er twijfel bestaat over de indeling van een vloeistof in klasse 3 en 4, dan is het raadzaam om de veiligheidsvoorziening te kiezen voor bescherming tegen de hogere klasse 4. Radioactieve, mutagene of kankerverwekkende stoffen vallen expliciet onder klasse 4. Bij vloeistoffen van klasse 5 is het gezondheidsrisico afkomstig van microbiële of virale pathogenen. De gezondheidsrisico's die van deze vloeistoffen uitgaan, dienen net zo kritisch bekeken te worden als de risico's van vloeistoffen uit klasse 3 en 4.

Vloeistofvloeistofklasse 5

De hogere classificatie van klasse 5 is te wijten aan de groei van micro-organismen. Micro-organismen kunnen zich onder gunstige groeicondities immers exponentieel vermenigvuldigen. Dit betekent dat het gevaar van een vloeistof uit klasse 5 na verloop van tijd kan toenemen. Het gevaar van vloeistoffen uit klasse 3 en 4 blijft daarentegen constant of neemt af bij verdunning met water. Het doorslaggevende aspect dat klasse 3 en 4 onderscheidt van klasse 5 is echter dat micro-organismen in drinkwaterinstallaties zich tegen de stroomrichting in kunnen verspreiden wanneer zij zich vermenigvuldigen. Hierdoor ontstaan er zeer speciale vereisten aan de bescherming van drinkwater tegen vloeistoffen uit klasse 5. De hogere classificatie van klasse 5 wordt daarom niet direct geassocieerd met een hoger gezondheidsrisico, maar met het risico op aantasting van de drinkwaterkwaliteit tegen de stroomrichting in.

Waar dient tijdens de classificatie rekening mee gehouden te worden?

Bij het classificeren van een vloeistof dient men er rekening mee te houden dat er door externe omstandigheden, zoals hogere omgevingstemperaturen, ongunstige materiaaleigenschappen en onregelmatige stroming, gunstige groeiomstandigheden ontstaan voor micro-organismen. Ondanks een oorspronkelijk gevaar dat niet van microbiële oorsprong is, kunnen er tijdens het gebruik omstandigheden ontstaan waartegen sommige veiligheidsvoorzieningen onvoldoende bescherming bieden. Het is daarom essentieel om bij de beheerder van de installatie informatie in te winnen over de plaatselijke gebruiks- en bedrijfsomstandigheden. Deze informatie dient vervolgens bij het kiezen van de veiligheidsvoorzieningen in acht genomen te worden.

Afbakening van het verantwoordelijkheidsgebied van de drinkwaterverordening

Bij gebruik van een veiligheidsvoorziening tegen vloeistoffen uit klasse 3, 4 en 5 valt het water aan de uitgangszijde van de veiligheidsvoorziening niet onder de reikwijdte van de drinkwaterverordening. Conform de volgende afbeelding worden er daarom geen vereisten en grenswaarden gesteld aan de kwaliteit van het water.

Desondanks kan het water bijvoorbeeld aan de uitgangszijde van een terugstroombeveiliging nog steeds gebruikt worden als levensmiddel. Hiervoor dienen echter ook aan de uitgangszijde van de veiligheidsvoorziening componenten gebruikt te worden die qua materiaaleigenschappen geschikt zijn voor gebruik in drinkwaterinstallaties en die de beoogde werking in acht nemen.

Afbakening van de reikwijdte van de drinkwaterverordening

Veiligheidsvoorzieningen volgens de algemeen geldende regels van de techniek

Groen gebied: verantwoordelijk voor drinkwater
Rood gebied: niet langer verantwoordelijk voor drinkwater

Verschillende werkingsprincipes voor bescherming al naar gelang de vloeistofklasse

Er zijn veiligheidsvoorzieningen gebaseerd op verschillende werkingsprincipes voor de beveiliging tegen vloeistoffen uit de vijf vloeistofklassen.

Werkingsprincipes voor bescherming

Vloeistofklasse 2, 3 of 4

Veiligheidsvoorzieningen die zijn goedgekeurd voor de beveiliging tegen vloeistoffen uit vloeistofklasse 2, 3 of 4 werken volgens het principe van mechanische scheiding. Dit kan worden aangevuld met atmosferische scheiding. Bij het principe van mechanische scheiding is de uitgangszijde van de veiligheidsvoorziening altijd verbonden met de ingangszijde. Afdichtingsvlakken of mechanische componenten dienen terugstroming van de uitgangszijde naar de ingangszijde voorkomen. Het vermogen van micro-organismen om zich tegen de stroomrichting in kunnen verspreiden in drinkwaterinstallaties – zoals hierboven toegelicht – betekent echter dat zij mechanische afscheidingen kunnen omzeilen. Veiligheidsvoorzieningen die alleen een mechanische scheiding bieden, zijn daarom ongeschikt voor beveiliging tegen vloeistoffen uit klasse 5.

Vloeistofvloeistofklasse 5

Voor de beveiliging tegen vloeistoffen die door microbiële of virale ziekteverwekkers gevaarlijk kunnen zijn voor de gezondheid van mensen moet een absolute atmosferische scheiding van het drinkwater gewaarborgd zijn. Beveiligingstoestellen van het type AB voor de scheiding van drinkwater en niet-drinkwater van de vloeistofklasse 5 voldoen aan deze vereisten. Een atmosferische scheiding in een open tank waarborgt dat drinkwater niet in contact komt met niet-drinkwater van klasse 5. Door de constante toevoer van zuurstof, de onregelmatige waterverversing en het ongelijkmatige doorstroming in deze reservoirs, kan de naleving van de drinkwaterkwaliteit volgens de drinkwaterverordening[1] niet worden gegarandeerd. Dergelijke veiligheidsvoorzieningen zijn niet toegestaan voor tappunten waar water wordt gebruikt voor bijvoorbeeld persoonlijke hygiëne.

De meest voorkomende veiligheidsvoorzieningen

De meest voorkomende veiligheidsvoorzieningen in DIN EN 1717 zijn keerkleppen van het type EA, terugstroombeveiligingen van het type CA, terugstroombeveiliging van het type BA en afvoeraansluitingen van het type AA/AB.

Keerklep van het type EA

Keerklep van het type EA

De geïntegreerde afsluiter met testplug is een integraal onderdeel van de keerklep van het type EA om een functietest van de veiligheidsvoorziening mogelijk te maken. Keerkleppen in het getoonde cartouchemodel bieden het voordeel van extreem lage openingsdrukken in vergelijking met andere modellen keerkleppen. Deze keerkleppen worden gebruikt voor beveiliging tegen vloeistoffen uit klasse 2.

Keerkleppen ontdekken

Terugstroombeveiliging van het type CA

Terugstroombeveiliging van het type CA

De terugstroombeveiliging van het type CA is verdeeld in drie drukzones, waarbij elke drukzone een lagere druk heeft dan in de stroomrichting gelegen drukzone ervoor. Deze drukzones zijn van elkaar gescheiden door middel van twee keerkleppen. In de middendrukzone bevindt zich een aftapper. Deze aftapper opent de middendrukzone naar de atmosfeer uiterlijk wanneer het drukverschil boven de keerklep aan de ingangszijde nul bereikt. In dit geval wordt het water uit de middendrukzone afgevoerd naar de aangesloten afvoer en wordt het leidingsysteem kortstondig onderbroken. De aftapper sluit vervolgens weer, ongeacht of er waterafname plaatsvindt, zodat het leidingsysteem tijdens normaal bedrijf altijd gesloten is.

Terugstroombeveiliging ontdekken

Terugstroombeveiliging van het type BA

Terugstroombeveiliging van het type BA

Een terugstroombeveiliging van BA is qua ontwerp vergelijkbaar met een terugstroombeveiliging CA, maar heeft een regelbare middendrukzone. In de afbeelding is te zien dat deze ook in drie drukzones is verdeeld. Op elk drukzone is een testkraantje aangesloten. De aftapper van de terugstroombeveiliging BA opent de middendrukzone uiterlijke wanneer het drukverschil tussen de voorste en middelste drukzone onder 140 hPa daalt. Tijdens het onderhoud aan de terugstroombeveiliging BA worden de testkraantjes gebruikt om te controleren of de aftapper geopend is zoals bedoeld en of de drie drukzones met behulp van een manometer gescheiden zijn. Hiervoor dienen er direct vóór en ná de terugstroombeveiliging BA afsluiters aanwezig te zijn.

Terugstroombeveiligingen ontdekken

Beveiligingstoestel met onderbreking type AB

Beveiligingstoestel met onderbreking type AB

Volledige atmosferische scheiding wordt bereikt in een zogenaamd beveiligingstoestel door middel van een onderbreking van het type AB. Het water loopt in een reservoir, dat onder de wateraansluiting over een interne overloop beschikt. In het geval van terugstroming wordt de vloeistof in het reservoir via deze overloop afgevoerd, zodat deze vloeistof niet rechtstreeks in contact komt met de wateraansluiting.

Beveiligingstoestellen ontdekken

Downloads

Hulptool om veiligheidsvoorzieningen te selecteren
Bestandstype
Achtergrondcontrole veiligheidsvoorzieningen
PDF (373,23 KB)
Toepassingstabel voor veiligheidsvoorzieningen
PDF (2,44 MB)

Onderhoud aan veiligheidsvoorzieningen

Niets gaat voor eeuwig mee! Vooral niet zonder onderhoud!

Regelmatige inspectie en onderhoud is een voorwaarde voor de werking van technische apparaten op de lange termijn. Dit geldt zowel voor een auto en een verwarmingssysteem als voor veiligheidsvoorzieningen in drinkwaterinstallaties. In DIN EN 806-5[5] zijn voor verschillende veiligheidsvoorzieningen verplichte inspectie- en onderhoudsmaatregelen vastgelegd met de bijbehorende intervallen. De nadruk ligt hier op het controleren van de juiste werking van de veiligheidsvoorzieningen. Bovendien dienen extra installatieonderdelen, zoals filters, gereinigd te worden. Ook dienen de omgevingsvoorwaarden van de veiligheidsvoorzieningen gecontroleerd te worden. Externe invloeden kunnen immers niet alleen de beveiliging tegen terugstroming van vloeistoffen aantasten, maar hierdoor kunnen er ook kritieke bedrijfstoestanden ontstaan. Een illustratief voorbeeld hiervan zijn veiligheidsvoorzieningen met uitgedroogde sifons. Hierbij is er sprake van een verontreinigingsrisico vanwege kiemvorming. Deze kiemen kunnen via rioolgassen uit het riool worden meegevoerd. Dergelijke risico's kunnen uitgesloten worden door periodiek de veiligheidsvoorzieningen te laten inspecteren door een ervaren installateur. Anders bestaat het gevaar dat de veiligheidsvoorzieningen die geen directe invloed hebben op de comfortcriteria en die de beheerder niet dagelijks opmerkt, vergeten worden. De ontwerper of installateur dient de beheerder van de installatie derhalve te wijzen op de noodzaak om de drinkwaterinstallatie en in het bijzonder de veiligheidsvoorzieningen te inspecteren en te onderhouden. De duidelijk gedefinieerde metingen en intervallen laten de beheerder weinig ruimte voor eigen interpretatie.